In 2008, het jaar van haar zwangerschap, maakt Pé voor het eerst een aantal tekeningen op groot formaat, uitgevoerd met een dikke borstel en inkt.
Wezens (soms kinderen), entiteiten, energieën smelten samen. Opnieuw bewegen de figuren zich op de grens van de abstractie, of is het onderscheid tussen de beroemde tweedeling niet bestaand. Er zijn geen overbodige lijnen, geen excessen in de representaties. Deze werken onthullen, ongezocht, dezelfde geest als in Oosterse Zen penseeltekeningen, gericht op het presenteren van een diep en gevoelig bewustzijn in het hier-en-nu. Met schaarse middelen erkennen ze de waarde van het efemere. Elke beweging is als een bliksemschicht, een esthetiek van volle ervaring. De erkenning van de waarde van het momentane en snel vervliedende, uitgedrukt met schaarse middelen.
Pé’s werk wordt gekarakteriseerd door een continue metamorfose. Evenmin zoals er herhaling is in haar dans, is er herhaling in haar tekenen. ‘Herhaling is de dood’ (Vaslaw Nijinsky).
Pé’s creaties komen voort vanuit een onvoorwaardelijke overgave aan het nu-moment, onnavolgbaar, altijd vloeiend. Het is even noodzakelijk als het vrij is’
‘Zelfs daar waar geen ruimte is, treedt binnen wat geen substantie heeft’ Tao te ching, XLIII).
(Paul Vandenbroeck)