Met haar puur choreografisch werk legt ze de nadruk op de de hypersensibele , paradoxale, regenerende zijnstoestand die dans kan zijn. Daarom benoemt ze haar werk zowel als ‘doorleefd abstrakt’ als energetisch realistisch.
Het is bevrijd van narratieve betekenis en de dans onstaat niet buiten het sensibele – en niet emotionele- inlevingsvermogen van de danser om. Het is een zintuigelijke/ ervaringsgerichte danstaal. De inbreng van de danser is voornamelijk gebaseerd op het bemeesteren van innerlijke kwaliteiten. Aanvullend benoemt ze haar werk graat ook als energetisch realistisch. Niet in de zin dat het naar een alledaagse of sociale realiteit verwijst. Hier en nu probeert ze , met een stroom van bewegingen en aanwezige energie, een concreet energetisch gebeuren te realiseren. .
Met haar choreografieën ontwerpt Pé een reis voor de danser waarvoor hij /zij op receptieve en vloeiende wijze ‘openstelt’, zo dat er werkelijk iets kan gebeuren en men doorheen en met het dansen een reële verandering en metamorfose kan realiseren. Alhoewel haar dansstaal en stijl heel verschillend zijn van een ‘typische japanse butoh’, laat deze stroming, in het bijzonder doorheen het werk van Akira Kasai en Min Tanaka, haar invloed na. Dat is merkbaar in het belang detail van de beweging, de zintuigelijke ervaring en de mentale overlevering van de danser. Behalve de impact van dit werk, hebben echter ook andere Oosterse danstheatervormen en gevechtskunsten hun sporen nagelaten ( zoals het Indische kathakali en het Japanse Nog ) en heeft ze een onaflatende interesse om het bewegingsvocabularium uit te breiden met energie te vinden uit traditionele dansvormen zoals ook Flamenco en natuurlijk ook het Westerse Ballet.
In een voortdurend onderzoek naar de hedendaagse betekenis van het sacrale en het rituele stelt ze zowel een existentiële als lichtvoetige benadering van dans voor.
Haar werk is is een uitnodiging om blijvend na te denken over de nog zo vele ontgonnen mogelijkheden van dans, lichaam en de noodzaak van kunst in het algemeen. Blondes have no soul, en het Orgelt zijn geconcipieerd om een leven lang te dansen, te performen en te laten evolueren.
Naast de pure gedanste concerten waarin ze heel expliciet de relatie met stilte en muziek opzoekt linkt ze het ervaringsgeladen lichaam ook aan beeldende kunst .
Samen met Paul Vandenbroeck realiseerde ze de reeks ‘ Wat weeft in mij’ , waarin het intuieve karakter van de vrouwelijke weefkunst uit de Maghreb en het belang van tijd een analogie vinden met de danstaal en onderzoek van Vermeersch.
De gedanste tentoonstelling ENCOUNTERS/ONTMOETING uit 2017 was een voorlopig sluitstuk van hun jarenlange onderzoek, gevoerd samen samen met verschillende dansers van de cie zoals Angela Babuin en Mira Walschot, hoe een lichaam het energetische gevoel of sensibiliteit van een kunstwerk kan incorporeren en overbrengen . ‘ zie encounters’